Thomas Rosenboom in Hoogeveen
door Albert Metselaar.
Dit verslag verscheen eerder in de Hoogeveensche Courant van 19 januari 2001

Hoogeveen, 17 januari 2001.

De aankomst

Om 16.00 uur is het een drukte van belang op het station van Hoogeveen. De trein vanaf Zwolle komt aan, mensen stappen uit, en worden ontvangen door een delegatie wachtenden, samengesteld uit cultuurdragers van diverse pluimage, waaronder wethouder Leistra van Hoogeveen. De mensen vragen zich af wat er toch aan de hand is, en blijven staan kijken en wachten. Wanneer is het voor het laatst voorgekomen, dat er iemand zo groots ontvangen werd?
Als er geopperd wordt dat het gaat om Willem Alexander en Maxima, gaat er even gejuich op, maar dat blijkt vals alarm te zijn, van iemand die de humor van de situatie in ziet. Het blijkt om Thomas Rosenboom te gaan, schrijver van het boek 'Publieke Werken', en winnaar van de Libris Literatuurprijs 2000.
Rosenboom is vergezeld door een delegatie van uitgeverij Querido. Thomas Rosenboom heeft Hoogeveen ooit de lelijkste stad van Nederland genoemd, en de delegatie is bedoeld om hem iets van de schoonheid van de plaats te laten zien. En mocht dat niet lukken, in ieder geval Hoogeveen te laten zien zoals het is.
Per slot van rekening is dit nog maar de tweede keer dat hij in Hoogeveen is, dus die eerdere opmerking lijkt wel erg prematuur te zijn, zo is de gedachte van de organisatoren van de tocht, de Centrale Bibliotheek en de Gemeente Hoogeveen.

Even lijkt het erop dat de delegatie buiten spel komt te staan, want de wel erg prominent aanwezige televisieploeg lijkt de regie te nemen. Wat is er hier op het station gebeurd, waarom iedereen hier zo op hem staat te wachten?
Rosenboom: 'In de werkelijkheid niks, maar in mijn boek is hier een groep turfgravers afgereisd naar Amsterdam, en vandaar naar Amerika.' Rosenboom wordt ook direct voor de camera geconfronteerd met de historische kritiek die er op zijn als historische roman gepresenteerd boek is gekomen. Zijn reactie: 'Ik ben binnen de lijnen gebleven, voor zover het de grotere lijnen zijn'. Hoe groot die lijnen zijn, zal in de loop van de avond duidelijk worden.

De wandeling

Als de groep eenmaal aan de wandel is, haken de TV af en wethouder Leistra af, en loopt de groep samen met de schrijvende pers door de Hoofdstraat richting kerkhof. Burgemeester Urlings haakt aan, en zal de rest van de tocht meemaken. Onderweg wordt aangegaan bij apotheek Jansen, waar de apotheek van Radijs ooit gevestigd was. Radijs heeft met zijn apotheek model gestaan voor de apotheek van Anijs uit het boek. In de apotheek is door oud-apotheker Jansen een kleine tentoonstelling ingericht.

De boekhandel van Pet wordt ook nog even bezocht, voor een opwarmertje. Tijdens zijn eerste bezoek aan Hoogeveen deed Rosenboom hier inkopen, op zoek naar materiaal om in zijn boek te kunnen verwerken. Hij keerde toen huiswaarts met een stapel Drenthalia, waaruit hij inspiratie putte.

Het is koud en het wordt al snel donker, als de groep met stevige pas de tocht richting kerkhof hervat, onderwijl breeduit pratend over alle mogelijke onderwerpen, maar vooral 'het boek' en 'Hoogeveen'. Op enkele plaatsen wordt nog stil gestaan voor een uitleg. En Thomas Rosenboom? Hij luistert, luistert, en luistert, zoals hij de hele tocht vooral luistert. Hij vraagt wel, ook dat, is geïnteresseerd, maar luistert vooral.
Als een radioploeg hem uitspraken probeert te ontlokken, over wat hij allemaal ziet en hoe hij er nu over denkt, is hij duidelijk: 'Ik vindt niet dat ik ergens een oordeel over moet hebben!' Dat Hoogeveen de lelijkste plaats van Nederland zou zijn, en dat hij dat zo gezegd zou hebben, zou op een misverstand berusten, zo laat hij 's avonds nog even weten, maar dat misverstand wordt niet opgehelderd.

Het is al flink schemerig, als de groep de begraafplaats op loopt. Maar wat is er mooier, dan tegen het duister, als de verhalen loskomen, deze schilderachtige dodenakker te bezoeken. Het oudste gedeelte van het kerkhof van Hoogeveen heeft de aandacht, omdat daar enkele personen zijn bijgezet die een rol spelen in zijn boek, of die in het kader van de culturele wandeling de aandacht verdienen.
Er wordt stilgestaan bij het graf van Hendrik Radijs (blok 1, graf 376), die model stond voor Anijs, bij het mooi gerestaureerde graf van andere leden van de familie Radijs, bij het volledig gerestaureerde graf van Karst Troost (blok 4, graf 78, de persoon die zich in werkelijkheid als een van de weinige Hoogeveners intensief met Elim bezig hield) en dat van de Hoogeveense schrijver/schilder Albert Steenbergen, in wiens werk eveneens geschiedenis en fictie dermate door elkaar liepen, dat men lang dacht met het eerste van doen te hebben. Bij al deze graven komt uitleg, van lokale historici als Anne Aalders en Albert Metselaar.

Drentse lekkernijen en Anne Aalders

Daarna is het nog even kou trotseren, want men had zo stevig op gelopen dat er uiteindelijk nog een kwartier gewacht moest worden op de afgesproken busjes, voor men warm kon worden in de bovenruimte van de Centrale Bibliotheek. Onder een maaltijd met Drentse lekkernijen wordt bijgepraat.

Anne Aalders geeft toelichting op zijn betrokkenheid bij de familie Radijs, en gaat in op hoe verschillende zaken als de restauratie van een graf van de familie Radijs en het gemeentelijke beleid daaromtrent hebben geleid tot het samenzijn van vandaag en de verschijning van 'het boek'. Ironisch genoeg is het gemeentelijke graven-restauratiebeleid uit 1987 weer mede een gevolg geweest van het 200-jarig bestaan van Elim uit 1986, en het daarbij in publicaties en in de wandelgangen geuite verzoek om restauratie van het graf van Karst Troost, zo wordt nadien nog duidelijk. Dit alles verloopt in een ongedwongen sfeer.

In de Drentse huiskamers lijkt op dat moment een ander beeld gepresenteerd te worden. Tussentijds lijken de meningen over boek en schrijver via de regionale TV scherp neergezet te worden, via de inmiddels uitgezonden nieuwsbeelden, met name waar het gaat om het historische gehalte van 'Publieke werken', maar onder de maaltijd is in geen enkel opzicht sprake van persoonlijke spanningen.

Het interview

De tamboer loopt al vol, als het ontvangstcomité, Rosenboom en de medewerkers van Querido aldaar arriveren. De regelmatig gehouden lezingen en literaire avonden in de Centrale Bibliotheek hebben veel belangstelling, maar zoveel als dit keer was het nog niet eerder geweest. Er waren vooraf al 300 kaarten weg.
Het podium is sober ingericht. Twee tafels, een paar stoelen, en aanvankelijk drie mensen. Dhr. Kuiper van Querido leest enkele gedeelten uit 'Publieke Werken', uitgezocht door Thomas Rosenboom zelf. Thomas Rosenboom wordt geïnterviewd door Cees van Dop.
In de pauze zijn de meningen verdeeld over het resultaat. Rosenboom lijkt zich niet gemakkelijk uit te tent te laten lokken, en lijkt niet al te veel prijs te willen geven van zijn wijze van werken. Het blijkt wel duidelijk als hem gevraagd wordt of hij het precieze werkschema voor zijn roman zou willen prijsgeven, wanneer daar voor onderzoek interesse voor zou zijn. Nee dus, dat is iets van de schrijver. Zoals er zoveel voor de schrijver zelf lijkt te blijven.
Van Dop legt hem meningen van anderen, recensenten en schrijvers voor, over zijn eigen werk en over literatuur in het algemeen. Rosenboom lijkt het prachtig te vinden wat anderen vinden van literatuur in het algemeen, en wat ze in zijn werk zien of niet zien, en reageert daar laconiek of verrast op. Regelmatig krijgt hij de lachers op zijn hand. Maar Van Dop lijkt al met al meer aan het woord te zijn dan Rosenboom. Voor een deel van het publiek is het wat teleurstellend, omdat men meer verwacht te horen. Een ander deel adoreert de schrijver en is blij met alles wat er uit hem komt.
Na de pauze komt er een omslag, en ziet het publiek steeds meer van Rosenboom.

Tussen de bedrijven door wordt duidelijk hoe Rosenboom aan de ingrediënten voor zijn boek is gekomen. In de periode dat hij in Amerika werkte, had hij daar een vriend die vioolbouwer was. Zo kreeg hij inspiratie voor één van de types in zijn boek. In die tijd kreeg hij een boek in handen, waarin brieven waren verzameld van Nederlandse immigranten, welke zich in Michigan hadden gevestigd. De trek van ds.Van Raalte en zijn aanhang in de 19de eeuw sprak hem zo aan, dat dit een volgende ingrediënt zou worden.
Via kennissen kwam hij in Nederland later in het bezit van een studie van Anne Aalders over apotheker Radijs. Deze persoon werd gemixt met een feestredenaar, die op één avond driemaal een speech hield, en daarmee een type neerzette, dat Rosenboom maar al te graag wilde gebruiken. De roman werd uiteindelijk in Hoogeveen gesitueerd, omdat daar Radijs had gewoond. De Van Raalte-trek moest dan ook vanuit die gemeente plaatsvinden, en kreeg Elim als achtergrond.
Eigenlijk dus allemaal puur toeval, want als Rosenboom zijn ingrediënt 'Van Raalte-trek' aan een andere persoon en hoofdplaats had gebonden, had er een heel andere streek in het boek genoemd kunnen worden. Maar of Elim ook echt Elim was, dat was volgens Rosenboom een misverstand, al werd hij er door Van Dorp fijntjes op gewezen dat er in het boek zelf geen enkele onduidelijkheid over is, en sprak Rosenboom later zelf ook over 'de veldelingen, de mensen uit Elim dus'.

Het 'misverstand' bleef bestaan en werd zelfs nog verduidelijkt, want het gaf de mogelijkheid om een prachtig literair motief in het boek te vinden, en al dan niet bewust te verwerken. Wat er namelijk voor stille wenken en verborgen codes in het boek zouden kunnen staan, en die stonden er in zo bevestigde Rosenboom, was iets wat voor de schrijver bleef.
'Elim' bracht in ieder geval de mogelijkheid om bijbelse motieven in te voeren. De Van Raalte-trek kon zo gezien worden als een soort Exodus, uittocht uit Egypte, met een Mozes, de als Jood gepresenteerde Elimmer Bennemin aan de leiding.
Een andere verwijzende passage was een tekst over de vishal te Amsterdam, waar ooievaars naar binnen kwamen via smalle ingangen, op zoek naar de vis, welke niet te krijgen was. Als ze eenmaal binnen waren, zaten ze gevangen, omdat ze niet klapwiekend door de te smalle gaten naar buiten konden. Het was een beeld van de in zijn eigen gevangenis vastgezette mens, welke in het boek werd uitgewerkt in de hoofdpersonen. Vooral deze ooievaars-passage was erg belangrijk voor het begrijpen van het boek, bevestigde Rosenboom.

Rosenboom gaf aan graag precies te werken in zijn boeken. Literatuur moest geen 50% tekst van de schrijver en 50% invulling van de lezer zijn, zoals Harry Mulisch ooit zei. Een goeie schrijver moest zoveel mogelijk in proberen te vullen, minstens 90%, zodat de lezer niet meer dan 10% fantasie hoefde te gebruiken, om maar binnen het spreken over percentages te blijven. Maar dat moest natuurlijk wel goed gebracht worden.
Schrijven was dan ook net striptease, zo werd duidelijk gemaakt. Net zo goed als er eerst misschien wel een borst getoond moest worden om de aandacht te trekken, moest daarna zo lang mogelijk het vervolg uitgesteld en uitgesponnen worden, voordat uiteindelijk alles prijsgegeven werd. Maar dat een schrijver uiteindelijk alles prijs moest geven, dat was de overtuiging van Rosenboom in ieder geval wel. En de kunst was dus om dat op een zo exact mogelijke, maar wel prettige en literair aansprekende wijze te doen.

De avond in de Tamboer werd afgesloten om 22.00 uur. Thomas Rosenboom moest de trein van kwart over tien zien te halen. Heel wat vragen uit de zaal, schriftelijk ingeleverd in de pauze, zijn dan ook blijven liggen. Hij kreeg ze mee, met het verzoek ze alsnog schriftelijk te beantwoorden, via de Centrale Bibliotheek.

Tenslotte

Een onvergetelijke avond was het, waar de hele avond de sfeer te proeven was, dat er iets bijzonders gebeurde. Iets ondefinieerbaars, dat trok, en door de vingers leek te glippen als het benoemd zou moeten worden. Initiatieven als dit, zijn zeker de moeite van het herhalen waard. Maar wanneer staat er weer een schrijver op, die zoveel aandacht weet te krijgen van de landelijke pers, en dan ook nog eens een plaats als Hoogeveen in zijn kielzog mee weet te nemen?

Terug

Rosenboom in Hoogeveen --- Radijs --- Archief